Cultuur in slavernij
Op de plantages begint voor de slaven een nieuw leven. Ze krijgen een nieuwe naam, een nieuwe taal, kortom een nieuwe identiteit. Ze worden gedwongen om te werken en als ze dat niet doen, krijgen ze zware lijfstraffen. Ze krijgen niet betaald voor hun werk en bijna geen vrije tijd.
De slaven kunnen er weinig tegen doen, maar ze laten zich niet alles afnemen. Ze halen het beste uit hun verschillende Afrikaanse culturen en de westerse en christelijke invloeden die ze tegenkomen, en maken daar een nieuwe, eigen cultuur van. Daaruit komen nieuwe gemeenschappelijke talen voort als het Sranantongo en het Papiaments, nieuwe geloofsovertuigingen zoals winti, nieuwe vormen van muziek, en nieuwe dansstijlen zoals de banya en de tambú.
Ook op het gebied van voeding en kleding verschijnt er allerlei nieuws. Hoewel het voor slaven verboden is om geld te hebben, krijgen sommigen het toch voor elkaar om wat te verdienen. Ze zitten in de handel of hebben een beroep dat inkomsten oplevert, en zo bouwen ze wat bezit op. Zulke slaven richten dansverenigingen op als de du, roepen begrafenisfondsen in het leven en zetten geld opzij voor later. Daarmee bepalen ze een deel van hun leven toch zelf.