Religie

Cultuur in slavernij
anno
1869

Raadselachtige palen

1869, zes jaar na de afschaffing van de slavernij. De protestante zendeling Braukmann komt zoiets bijzonders tegen dat hij het opschrijft in zijn dagboek. Bij de ingang van plantage Hannover in het district Boven-Para ziet hij een paal staan met aan de voet een klein houten godenbeeld ingegraven. Dit soort palen staat rondom het hele dorp van slavenbarakken. Ze zijn met een koord aan elkaar verbonden. Deze palen en beelden zijn voor de voormalige slaven een middel om hun goden om hulp te vragen

Bekeren en bekeren

Meer dan 21.000 slaven zijn in de decennia daarvoor bekeerd tot het christendom. De meesten behoren tot de christelijke gemeente van de Herrnhutters. Maar steeds vaker zien de zendelingen dat de mensen die zij tijdens de slavernij tot het christendom hebben bekeerd, zich opnieuw keren tot de goden van hun oorspronkelijke godsdienst, de winti-religie. Hoeveel slaven in de winti-religie geloven weten we niet, want dat staat nergens opgeschreven. Dat geloof telt namelijk niet mee voor de koloniale ambtenaren die de gegevens over de bevolking nauwkeurig bijhouden en in de koloniale verslagen noteren.

Wat is de winti-religie?

De slaven die in Afrika gevangen worden genomen en naar Suriname worden overgevaren, komen uit verschillende samenlevingen met verschillende religies. Hun bezittingen moeten ze achterlaten, maar hun geloof nemen ze mee. Op de Surinaamse plantages versmelten de religies en worden nieuwe elementen toegevoegd. Zo ontstaat de winti-religie.

winti-benoit

Tekening van P.J. Benoit uit zijn boek “Voyage à Surinam” uit 1839.

De winti-religie erkent meerdere goden. Sommige goden zijn belangrijker of machtiger dan anderen. Bovenaan staat de Oppergod, de Gran Gado, die alles heeft geschapen. Hij is niet herkenbaar als persoon en leeft ver weg van de wereld. De Gran Gado laat het toezicht over aan de vele goden die op aarde wonen: de winti. Ook die zijn weer onderverdeeld in meer en minder invloedrijke goden die allemaal hun eigen kennis hebben over lucht, aarde, water en bos. De winti kunnen bezit nemen van mensen, die dan in trance raken. Het geloof in voorouders is belangrijk in de winti-religie, die ervan uitgaat dat de ziel van mensen onsterfelijk is. De geesten van overleden voorouders worden yorka’s genoemd.

Hoe gaan planters om met winti?

De planters interesseren zich lange tijd niet voor het geloof van hun slaven. In hun ogen is het christendom voor witte mensen. Dat laat het verschil zien tussen hun eigen ‘beschaafde’ wereld en die van de slaven, en dat verschil gebruiken ze weer als een rechtvaardiging voor de slavernij. Dat verandert wanneer in 1826 definitief een einde komt aan de slavenhandel. Officieel was dat al in 1807 gebeurd, maar de illegale handel is doorgegaan totdat de slaven vanaf 1826 moeten worden geregistreerd. Het gevolg is dat het aantal slaven afneemt, omdat meer mensen sterven dan er worden geboren. De overheid verplicht de planters daarom om hun slaven beter te behandelen, zodat ze gezonder blijven, langer kunnen werken en meer kinderen krijgen. Maar de planters denken ook dat het helpt om het aantal slaven op peil te houden als slaven een gezinsleven zouden leiden zoals in West-Europa, met een vader aan het hoofd en een moeder die voor een hele schaar kinderen zorgt. Ze denken dat de slaven zo’n gezinsleven krijgen als ze christelijk worden.

Bekering tot het christendom is beschaving

Er is nog een andere reden om het christendom te verspreiden op de plantages. Nadat in de Britse en Franse koloniën in 1834 en 1848 de slavernij is afgeschaft, wordt duidelijk dat Nederland er op den duur niet aan ontkomt om dezelfde beslissing te nemen. Daarmee ontstaat ook het idee dat slaven moeten worden voorbereid op een leven in vrijheid, een leven waarin ook zonder dwang hard gewerkt wordt op de plantages en waarin de hele bevolking zich aanpast aan de cultuur van de koloniale overheersers. Nadat de bevolkingsgroepen eeuwenlang apart zijn gehouden, moet de kloof tussen hen worden gedicht om samen in vrijheid te kunnen leven. Bekering tot het christendom is een deel van die ‘beschavingsmissie’ en aanpassingspolitiek.

Wie brengen het christendom naar de slaven?

hernhutter dopelingen bukuEen christelijke duivelsuitdrijving bij een gedoopte zwarte man.

De protestante Herrnhutters krijgen de opdracht om het christendom onder de slaven te gaan verspreiden. Zij zijn al sinds het begin van de achttiende eeuw in Suriname. Het zijn Duitse zendelingen die in veel landen de bevolking tot het christendom proberen te bekeren. In Suriname doen zij dat bij de Marrons (gevluchte slaven) en Inheemsen in het binnenland. Op de plantages mogen ze van de planters niet komen.

Dat verandert vanaf de jaren dertig van de negentiende eeuw. De planters en het koloniale bestuur vinden de Hernhutters het meest geschikt om het christendom onder de slaven te gaan verspreiden, omdat ze met hun nadruk op het gezinsleven en op nederigheid dezelfde idealen voor de slaven hebben als de machthebbers. Echt veel succes hebben de Hernhutters met hun bekeringswerk tot dan toe niet gehad, maar de manier waarop zij aan hun taak vasthouden onder de moeilijkste omstandigheden is opgevallen.

Als bekeerde slaven zich niet aan de leefregels van de Herrhutters houden, lopen ze het risico om van de gemeente te worden uitgesloten.

In 1830 zijn er nog maar elf zendelingen die het woord verspreiden, maar in 1863 preken er tientallen zendelingen op 190 plantages en hebben zich duizenden slaven bekeerd. De zendelingen reizen van plantage naar plantage. Ze spreken Sranantongo met de slaven en luisteren naar ze. In boeken houden ze bij wie zich heeft aangemeld bij de gemeente en wie ervan is uitgesloten en waarom.

Omdat het reizen veel tijd kost en er veel plantages bezocht moeten worden, zitten er vaak weken tussen twee bezoeken in. Op iedere plantage hebben de zendelingen daarom helpers en dienaren die hen ondersteunen bij de diensten en hen op de hoogte houden van de dingen die er op de plantages spelen in hun afwezigheid. Ze vertellen het bijvoorbeeld als bekeerde slaven zich niet aan de leefregels van de Herrhutters houden. Die slaven lopen dan het risico van de gemeente te worden uitgesloten.

Gaan de slaven wel echt over naar het christendom?

Het geloof in de winti-religie verdwijnt nooit

Het christendom vervangt voor veel slaven niet hun oorspronkelijke geloof, maar komt daar eerder naast te staan. Hoeveel slaven zich dus ook bekeren, het geloof in de winti-religie verdwijnt nooit. De zendelingen accepteren dat niet en treden hard op wanneer mensen dingen doen die tegen de christelijke regels ingaan, zoals overspel plegen of vasthouden aan de winti-religie. Wanneer zij bijvoorbeeld zien dat er geofferd is aan de in de winti-religie vereerde kankantri, hakken ze zo’n enorme boom gewoon om. De zendelingen schrijven vaak vol afschuw over de religieuze dansen waarbij de dansers om het vuur springen en volgens hen onder de invloed van het ‘boze’ raken. Ze doen ‘bovennatuurlijke dingen en de verschrikkelijkste gruwelen’, noteert een van de zendelingen.