Stop de slavenhandel

De afschaffing
anno
rond 1800

Rond 1800 zijn slavernij en slavenhandel nog heel gewoon in de wereld. In Azië, de Arabische landen, Afrika, Noord- en Zuid-Amerika en in delen van Oost-Europa: overal zijn mensen die volkomen afhankelijk zijn hun eigenaar. Noordwest-Europa is een uitzondering. Hier is slavernij al sinds de middeleeuwen verdwenen. Maar dat geldt niet voor de koloniën van deze Europese landen. Europeanen zijn in staat om op twee gedachten te hinken: slavernij is niet toegestaan in eigen land, maar wel in hun koloniën elders in de wereld. De meeste Europeanen kunnen prima leven met slavernij in verre landen. Het is in die tijd heel gewoon om zo te denken.

Een kleine, maar groeiende groep mensen denkt er anders over. Zij zorgen vanaf het midden van de achttiende eeuw voor een tegengeluid. Heel langzaam gaan mensen in Europa en in Noord-Amerika anders denken over slavernij en slavenhandel. Het zijn kleine veranderingen, en het zijn nog maar kleine groepen mensen die zich het lot van de slaven aantrekken. Vaak lijkt hun strijd daarom hopeloos. Toch zullen deze abolitionisten (afschaffers) erin slagen om in betrekkelijk korte tijd grote veranderingen voor elkaar te krijgen.

Wat doen de slaven zelf tegen de slavernij?

In de eerste plaats zijn het natuurlijk de slachtoffers van slavernij zelf die zich ertegen verzetten. Tijdens de hele geschiedenis hebben tot slaaf gemaakten dat gedaan. Er is verzet en sabotage, er zijn mensen die vluchten en soms komen slaven openlijk in opstand tegen hun onderdrukkers.

haitirevolution-550x388.gifOpstand op Haïti

Overal in het Caribisch gebied en in Zuid- en Noord-Amerika ontstaan op ontoegankelijke plaatsen gemeenschappen van gevluchte slaven, Marrons of in het Engels Maroons genoemd. In Noord-Amerika gebeurt dat zowel in de noordelijke als in de zuidelijke staten. Soms vermengen ontvluchte slaven zich met lokale Indiaanse stammen, maar dat gaat niet altijd goed. Soms worden ze door Inheemsen (vroeger Indianen genoemd) gevangen genomen en als slaven gebruikt. Noord-Amerikaanse Inheemsen kennen nu eenmaal ook slavernij. Ook Suriname kent een lange traditie van Marrons. Zij stichten gemeenschappen in het bos en vallen regelmatig plantages aan. Jarenlang proberen witte soldaten, geholpen door zwarte helpers, de Marrons te verslaan. Het lukt niet.

Slavenopstanden veroorzaken veel ellende. Duizenden mensen verliezen daarbij hun leven of bezit. De grootste opstand vindt plaats op Haïti in 1791. Deze eindigt pas wanneer Haïti in 1804 een onafhankelijk land wordt. Ook op Curaçao is er een grote opstand: in augustus 1795, onder leiding van Tula, Carpata en Wacao. Binnen een maand weet het koloniale gezag de opstand te onderdrukken. De leiders worden op afschuwelijke wijze ter dood gebracht.

Hoe begint het denken over slavernij te veranderen?

In Europa en in Noord-Amerika ontstaan in de 18e eeuw nieuwe ideeën en opvattingen over de vraag hoe de wereld in elkaar zit. Het is de tijd van de Verlichting. Het idee dat God alles regelt begint te veranderen en de mens zelf komt meer centraal te staan. Het is ook de tijd van de Amerikaanse en de Franse Revolutie. In de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring van 1776 staat: ‘All men are created equal’, ‘Alle mensen zijn gelijk geschapen’. En de Franse revolutionairen van 1789 maken de mensen in hun samenleving allemaal gelijkwaardig onder het motto ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’. Dat klinkt als goed nieuws voor de slaven in de Verenigde Staten en de koloniën van Frankrijk, maar dat valt tegen. De Amerikaanse patriotten schaffen de slavernij niet af en de Franse revolutionairen ook niet. Van de witte revolutionairen moeten slaven het voorlopig niet hebben.

Alle mensen zijn gelijk geschapen

Toch komen er steeds meer witte tegenstanders van slavernij. Dat zijn bijvoorbeeld in de noordelijke Amerikaanse staten de Quakers, een protestantse stroming. Het gaat moeizaam, maar mede onder hun invloed lukt het in 1784 om in vier staten een eind – althans een begin van een eind – te maken aan de slavernij. In Massachusetts, Pennsylvania, Connecticut en Rhode Island wordt slavernij verboden of geleidelijk afgeschaft. Binnen twee jaar daarna nemen alle staten ten noorden van de Delaware-rivier ook maatregelen, maar het is toch een langzaam proces. De staat New York besluit bijvoorbeeld in 1799 om kinderen van slaven vrij te verklaren wanneer ze 25 jaar worden. Ondanks dat soort maatregelen blijven er in die staten dus mensen slaaf. In 1810 zijn er daarom in de noordelijke staten nog meer dan 30.000 slaven. Maar hoe langzaam het ook gaat, wel wordt duidelijk dat de Verenigde Staten worden opgedeeld in slaven- en niet-slavenstaten. Dat zal later, in 1861, een van de belangrijkste oorzaken zijn van het uitbreken van de Amerikaanse Burgeroorlog.

Wanneer komt er een echte anti-slavernijbeweging?

In Groot-Brittannië, het land waar veel Amerikaanse Quakers oorspronkelijk vandaan komen, ontstaat aan het eind van de achttiende eeuw de meest invloedrijke anti-slavernijbeweging die de wereld ooit heeft gekend. Thomas Clarkson (1760-1846) is daarvan de belangrijkste gangmaker. In 1786 publiceert Clarkson een boek tegen de slavernij en de slavenhandel. Hij wordt gesteund door de Society for the Abolition of the Slave Trade die in 1787 wordt gevormd. Samen willen ze de Britse slavernij in de koloniën afschaffen.

Er staan te veel belangen op het spel

Al spoedig blijkt dat dit te moeilijk is. Er staan te veel grote belangen op het spel. Plantage-eigenaren, handelaren in tropische producten, slavenhandelaren en reders vormen nog een machtig economisch blok. Bovendien hebben die de steun van heel wat leden van het Britse parlement. Het gevolg is dat de abolitionisten hun doelstelling aanpassen. Nu willen ze eerst de handel in slaven afschaffen. Zodra dat gelukt is, gaan ze proberen om ook slavernij te laten verbieden.

Hoe gaan de abolitionisten te werk?

Omdat ze zich eerst gaan concentreren op het afschaffen van de slavenhandel, besluiten de abolitionisten om zoveel mogelijk bewijzen en gegevens aan te dragen om aan te tonen dat Afrikanen op onmenselijke wijze worden verscheept. Clarkson begint door de belangrijkste havens in Engeland te bezoeken. Hij komt in contact met kooplieden en zeelieden die betrokken zijn (geweest) bij de Afrika-vaart. Veelal zijn het ex-zeelieden die door ziekten of ongelukken arbeidsongeschikt zijn geworden en nu aan de bedelstaf zijn geraakt. Hij ontdekt dat maar liefst de helft van de uitgevaren zeelieden onderweg sterft. Minstens zo schokkend zijn de gegevens over het lot van de Afrikaanse slaven.

Stedman Group of Negros, as imported to be sold for Slaves
Slaven die de zeereis hebben overleefd en verkocht gaan worden.
Prent uit “Reize naar Surinamen” van J.G. Stedman (1799-1800)

Clarkson beschrijft twee manieren om slaven te vervoeren. Er zijn handelaren die bekend staan als ‘tight packers’ en er zijn handelaren die worden beschreven als ‘loose packers’. In het eerste geval proberen de handelaren zoveel mogelijk mensen bijeen te proppen in het ruim van een slavenschip. Onvermijdelijk sterven er dan mensen onderweg, maar het aantal dat het overleeft is groter. De tweede categorie handelaren probeert door minder Afrikanen te vervoeren de omstandigheden beter te maken waardoor meer mensen overleven. De verslagen van Clarkson, waarin hij de ellendige positie van zeelieden en slaven weet te combineren, zorgen voor een golf van afschuw. Overal in Groot-Brittannië schrijven groepen burgers petities aan het parlement: schaf de slavenhandel af.

Hebben hun acties effect?

In de zomer van 1788 komt het eerste succes. Het parlement neemt een wetswijziging aan op voorstel van het lid Sir William Dolben. De nieuwe wet regelt dat het aantal slaven dat een schip mag vervoeren afhankelijk wordt van het laadvermogen van dat schip. Voor de eerste tweehonderd ton geldt dat er vijf slaven voor iedere drie ton mogen worden vervoerd. Daarna mag voor iedere ton een slaaf worden meegenomen. Dit betekent dat bijvoorbeeld een schip van 350 ton 483 slaven mag vervoeren. De regel wordt door velen gezien als een enorme verbetering, zowel voor de zeelieden als voor de menselijke lading. Maar de abolitionisten zijn niet tevreden. Ze vinden dat de wet niet ver genoeg gaat.

Hoe gaan de abolitionisten verder?

Ze willen de slavenschepen op laten meten door een neutrale partij, want alleen met objectieve feiten kun je een goed beeld krijgen van de ernst van de zaak. Ze krijgen toestemming om dat te laten doen door kapitein Parrey van de Royal Navy, de Britse marine. Hij vertrekt naar de belangrijkste haven, Liverpool. Daar vertrekken veel slavenschepen vandaan. Hij meet er verschillende slavenschepen op. Eén daarvan is de Brooks, een schip van 297 ton dat in 1781 is gebouwd. Het heeft al vijf reizen gemaakt waarbij het slaven heeft vervoerd van Afrika naar Amerika. De eerste ging bijvoorbeeld van Liverpool naar de Goudkust (West-Afrika) en daarna door naar Jamaica met 650 Afrikanen.

De bevindingen van Parrey zijn schokkend. Hij stelt vast dat het schip volgens de wet 430 slaven zou mogen vervoeren. Maar met 430 slaven aan boord is het schip nog steeds overbevolkt. Toch kan het nog erger. Een getuige, dr. Thomas Trotter, die chirurgijn is geweest op het schip, verklaart dat het schip op twee reizen respectievelijk 600 en 609 slaven heeft vervoerd.

brooks
De prent van de Brooks laat zien hoe de Afrikanen aan boord letterlijk als haringen in een ton zitten

Zodra deze gegevens bekend zijn, besluiten de abolitionisten de Brooks te gebruiken in hun campagne. Zij willen het publiek laten zien dat de nieuwe regelgeving geen verbetering is. Daarvoor laten ze een prent maken. Of die waarheidsgetrouw is, is omstreden, maar zo krijgt het publiek wel informatie over de handel en vervoer van slaven. Samen met een medaillon met de afbeelding van een geketende en biddende slaaf wordt deze tekening een symbool van de beweging.

De prent van de Brooks wordt gratis onder parlementsleden en andere belangstellenden verspreid. Nu is voor het eerst zichtbaar hoe de menselijke lading in alle hoeken en gaten van een slavenschip wordt gestuwd. De prent is een enorm succes en vindt gretig aftrek onder het publiek. Tot op de dag van vandaag speelt de prent een rol in de beeldvorming over de leefomstandigheden van slaven aan boord van slavenschepen.

Is iedereen na dit schandaal overtuigd?

Het publiek is na deze acties voldoende overtuigd van de noodzaak om de slavenhandel af te schaffen, maar het Britse parlement nog niet. Een wetsvoorstel tegen de slavenhandel wordt in 1791 met 163 tegen 88 stemmen weggestemd. De campagne gaat daarom gewoon verder. Er is echter ook een groep met belangen bij de slavenhandel die juist voor de handhaving van slavernij pleit. Ook deze mensen proberen de publieke en parlementaire opinie te beïnvloeden. Hun belangrijkste argument is dat de Britse economie het verlies van de slavenhandel niet aankan en bovendien vinden ze dat Afrikanen niet in staat zijn tot beschaving.