Officieel bepaalt het gouvernement de naam van een voormalige slaaf. De slaven spreken over het algemeen geen Nederlands of een andere Europese taal en kunnen meestal niet lezen of schrijven. Ze mogen ook niet naar school. De namen die gegeven worden zijn gebaseerd op kennis van het Nederlands of andere Europese talen en kennis van Nederland. Daardoor komen er ook namen voort uit begrippen die in Suriname onbekend zijn. Voorbeelden hiervan zijn:
– Een slavin van Van Emden krijgt de naam Oostvriesland (Emden ligt in Oost-Friesland in Duitsland).
– Een slavin van de Lyon (dat betekent leeuw in het Frans of Engels) krijgt de naam Leeuwin.
– Een slaaf van Lobo krijgt de naam Wolff. Lobo is Portugees voor wolf.
– Er worden woordspelingen gemaakt: een slavin van Oppenheimer ontvangt de naam Nederheimer
– Plaatsnamen in Nederland worden gebruikt als familienamen: Boscoop, Loenen en Honcoop.
– Bij één gelegenheid worden vier mannen gemanumitteerd onder de namen Zout, Pekel, Sneeuw en Voorzorg. De combinatie van deze namen doet denken aan het sneeuwvrij maken van de straten in Amsterdam. Ook de naam Winter heeft niets te maken met de Surinaamse seizoenen.
Er worden geen achternamen in het Sranantongo toegekend. Wellicht dat de Surinamers elkaar daarom meer met bijnamen aanspreken dan met hun officiële naam. Soms is iemand onder zijn officiële naam niet eens bekend en hoor je die pas na zijn dood bij de gesproken rouwadvertenties op de Surinaamse radiozenders.