Afro bewustzijn

Na de slavernij
anno
1873 - nu

Een verhaal van Kompa Nanzi

WILLEMSTAD – Op een dag wedt Kompa Nanzi, de kleine slimme spin, met de machtige Shon Arey dat hij de grote sterke Cha Tiger als een paard kan berijden. Nanzi gaat naar Cha Tiger. “Cha Tiger”, zegt hij, “je bent heel erg ziek en je moet snel naar het ziekenhuis!”

Cha Tiger neemt Kompa Nanzi op zijn rug en haast zich ervandoor. Shon Arey ziet de twee langs ziet komen. Hee, denkt hij, die Nanzi – die heeft de tijger in zijn macht. Zo neemt Kompa Nanzi dus zowel de gevaarlijke tijger als de hoogste lokale machthebber beet. En wint hij nog een weddenschap ook.

Wat zeggen Nanzi-verhalen over de koloniale samenleving?

Uit de verhalen van Kompa Nanzi (in Suriname Anansi genoemd) blijkt hoe slaafgemaakten en hun nazaten tegen het leven in de koloniale samenleving aankijken. De fabels over de slimme spin zijn door slaafgemaakten uit Afrika meegebracht naar het Caribisch gebied. Daar krijgen de verhalen een andere nadruk. Oorspronkelijk heeft Nanzi een rol in de schepping, en een rol als leraar: hij leert anderen de aarde te bewerken. In het Caribisch gebied wordt hij vooral de figuur die alle andere dieren, en zeker de machtigere dieren, die gezagsdragers voorstellen, te slim af is. Zo verwijst de naam ‘Shon Arey’ naar de aanspreektitel van plantage-eigenaren, ‘shon’, en naar koning, ‘rey’.

De Nanzi-fabels weerspiegelen de koloniale samenleving. Tijdens en direct na de afschaffing van de slavernij worden de regels bepaald door degenen met de politieke en economische macht. Deze regels zijn in het nadeel van het armere deel van de bevolking en de Afro-Curaçaoënaren. Vanwege zijn slimme streken ten koste van het gezag, is Kompa Nanzi een held voor de zwakkeren in de koloniale samenleving. Maar Nanzi wint niet altijd. Hij kan ook lui, onbeschaamd en gulzig zijn, en soms komt dat gedrag hem duur te staan. De fabels laten dus zien hoe Nanzi omgaat met machthebbers, en met zijn eigen wensen en beperkingen. Het zijn levenslessen doorspekt met een flinke dosis humor.

Wat verandert er na de afschaffing van de slavernij op Curaçao?

Tot ver in de twintigste eeuw leveren de kinderen van voormalige slaven, al zijn zij in vrijheid geboren, nog steeds onbetaald een bijdrage aan de oogst…

Uit liederen uit die tijd blijkt dat Afro-Curaçaoënaars de samenleving na de afschaffing van de slavernij in 1863 zien als onrechtvaardig. Rond die tijd wordt op Curaçao voor onbepaalde tijd een nieuw systeem doorgevoerd om de plantage-eigenaren van voldoende arbeiders te voorzien. Dit systeem heet paga tera, wat letterlijk betekent: betaling voor het land. Voormalige slaven moeten op het landgoed van hun voormalige eigenaar blijven wonen, in ruil voor werk. Het werk is deels onbetaald (zo’n tien tot twaalf dagen per jaar), en deels betaald. De betaling is in geld of in natura, wat wil zeggen dat de landarbeiders boodschappen kunnen halen in de winkel op het landgoed, maar niet ergens anders. Het systeem werkt nog heel lang door. Tot ver in de twintigste eeuw leveren de kinderen van voormalige slaven, al zijn zij in vrijheid geboren, nog steeds onbetaald een bijdrage aan de oogst van welgestelde families.

Ook andere voorschriften maken het voormalige slaven erg moeilijk om een nieuw leven te beginnen. Als ze bijvoorbeeld een stuk land hebben op de plantage waar zij wonen, mogen ze geen land buiten die plantage kopen. Maar ook mensen die geen eigen land hebben, wordt kopen lastig gemaakt. De districtsmeester legt iemands wens tot kopen van grond eerst voor aan de plantage-eigenaren in de buurt. Die kunnen de verkoop tegenhouden, en doen dat ook regelmatig omdat zij vinden dat degenen die willen kopen dieven zijn, lui zijn, vee los laten lopen, of omdat zij in het verleden ‘te brutaal’ of ‘te onafhankelijk’ zijn geweest. Voor voormalige slaven die besluiten in de stad te gaan wonen, geldt dat zij daarna geen land meer buiten de stad mogen kopen. Wie kiest voor de stad, kan dus nooit meer terug naar het platteland.

Al deze regels beperken de vrijheid van mensen om in hun levensonderhoud te voorzien. Een voorbeeld is het verhaal van Andries Doran. Andries’ vader, José Doran, woont op een savanne, waar hij dieren houdt. Andries besluit bij zijn vader in het bedrijf te gaan werken en trekt met zijn gezin bij zijn vader in. Daarop wordt de familie gearresteerd. Andries wordt gestraft voor contractbreuk, omdat hij is weggegaan van de plantage waar hij woont. Zijn vader wordt gestraft omdat hij zijn zoon en diens gezin onderdak en werk heeft geboden.

Hoe kan de ongelijkheid zo voortbestaan?

De ongelijkheid tussen mensen die afstammen van Afrikaanse slaafgemaakten en de rest van de samenleving wordt na de afschaffing van slavernij op school goedgepraat. De leerlingen leren er dat Europeanen de hogere cultuur naar het Caribisch gebied hebben gebracht. Ze leren er dat de Afrikaanse en Afro-Caribische cultuur minderwaardig zouden zijn. Onder de Nederlandse missionarissen wordt Nederlands de officiële taal op school, en wordt het verboden om Papiaments te spreken. Leerlingen leren dat zwarte mensen wild, primitief, lui en achterbaks zijn en dat witte missionarissen hen dat allemaal moeten afleren.

Neem dit voorbeeld uit het schoolboek Vlugge slang, geschreven door Frater Cassianus in 1923, over het zwarte jongetje Njoka:

  • Njoka kon goed lopen en springen in de bossen en velden. Maar in school moest hij stil zitten en opletten. Dat was zo gemakkelijk niet voor een wild negertje. Negerjongens liegen, stelen en vechten. En ze denken: dat mag wel. – Njoka deed dat ook. Dan riep hem de missionaris bij zich, en bekeef hem. Njoka zag dan, dat de goede blanke bedroefd keek – en hij begreep, dat stelen niet goed was.

Zo blijft er ook na de afschaffing van de slavernij een verband bestaan tussen klasse en kleur: mensen met een lichtere huidskleur staan hoger op de maatschappelijke ladder, terwijl donkere mensen vaker arm zijn.

Wanneer lopen de spanningen op?

SFA001014472 Statenleden van het Arbeidsfront Bevrijdingsfront op bezoek bij Goeverneur Debrot. vlnr. P. Nita, Debrot, Stanley Brown en Wilson Godett  op 15-9-1969 Bron: ANP Foto

In 1969 lopen de spanningen door de ongelijkheid snel op. Bij de Shell verdienen witte werknemers meer dan zwarte, voor hetzelfde werk. Bovendien groeit in die periode de werkloosheid, waardoor de scheve verhoudingen nog duidelijker worden. Terwijl tweederde van de Curaçaose bevolking onder of op de armoedegrens leeft, verdienen 120 mensen meer dan 80 keer zo veel. Daar komt nog bij dat de politici veelal lichtgekleurd zijn, en veel van hen zich schuldig maken aan machtsmisbruik en patronage.

In de jaren zestig is in veel landen een socialistische beweging actief tegen de zittende elites. Veel studenten en jonge intellectuelen tonen solidariteit met arbeidersbewegingen en andere minderbedeelde groepen wereldwijd. Zo ook op Curaçao. Een aantal jonge onderwijzers begint het Papiamentstalige blad Vitó (slavenopzichter) en maakt daarmee contact met de armere bevolkingsgroepen. Oprichter Stanley Brown slaat de handen ineen met vakbondsleiders Wilson ‘Papa’ Godett en Amador Nita.

Wat gebeurt er op 30 mei 1969?

FOL

FOL-aanhangers in hun typerende Castro-outfit.
Foto: Jan Smeulders

In mei 1969 eisen arbeiders maatregelen tegen bezuinigingen van de Shell. Werknemers van bedrijven die voor de Shell werken tonen hun solidariteit door ook te staken. Na verschillende stakingen wordt op 30 mei een grote demonstratie georganiseerd. ‘Pan i respekt’, scanderen de demonstranten, ‘brood en respect’. De demonstratie loopt uit de hand. ‘Nos lo sinja nan respetanos!’ klinkt er, ‘we zullen ze leren ons te respecteren!’ Een supermarkt wordt geplunderd; een hotel, een school, het bisschoppelijk paleis en diverse winkels worden in brand gestoken. ‘Ta kos di kapitalista, kibra nan numa,’ wordt er geroepen, ‘het zijn zaken van kapitalisten, maak maar kapot.’

Er vallen gewonden, onder wie Papa Godett, en, door politieoptreden, twee doden. De minister van Justitie en de directeur van het Kabinet van de Gouverneur vragen de Koninkrijksregering in Den Haag om militaire bijstand. Er worden enkele honderden mariniers uit Nederland ingezet, aangevuld met lokale en Arubaanse mariniers. Amador Nita en Stanley Brown worden gearresteerd.

De regering treedt af en er komen nieuwe verkiezingen. Voor het eerst doet de nieuwe politieke partij van Nita, Godett en Brown mee: Frente Obrero di Liberashon (Arbeidersfront van Bevrijding), afgekort FOL. Ze krijgen genoeg stemmen om toe te treden tot de regering. Daarmee zijn voor het eerst de armere bevolking en de Afro-Curaçaoënaren vertegenwoordigd in politiek en bestuur. 30 mei 1969 betekent dan ook een keerpunt in de Curaçaose geschiedenis.